Verhaal – De eendagsvlieg

De veruurdag

Op een ochtend in de zomer zaten de dieren bij elkaar aan de rand van een open plek in het bos. Ze hadden het over de zomer en de winter, over op reis gaan en thuisblijven, over honing en verjaardagen.

Toen het even stil was vroeg de krekel aan de eendagsvlieg, die op een tak van de vlier zat: ‘Wanneer ben jij eigenlijk jarig, eendagsvlieg?’

De eendagsvlieg boog zijn hoofd en zei zachtjes: ‘Ik ben nooit jarig’.

‘Dat kan niet. Iedereen is wel eens jarig.’
‘Ik niet’ zei, zei de eendagsvlieg.

De krekel zweeg en alle dieren keken naar de eendagsvlieg. Het was alsof er een schaduw over hen heen gleed en het opeens koud werd.

Toe zei de mier: ‘Als je niet jarig kunt zijn, dan kun je nog wel urig zijn. Dan vier je je veruurdag.’ Urig, veruurdag… daar hadden de dieren – ook de eendagsvlieg – nog nooit van gehoord.

Maar even later begrepen ze het en zeiden: ‘Natuurlijk, eendagsvlieg! Jij bent vandaag niet jarig, maar urig.’

En ze vierden, die dag in de zomer, elk uur gedurende ongeveer tien tellen de veruurdag van de eendagsvlieg, sprongen op, feliciteerden hem, gaven hem hun muts of sokken of iets anders wat ze toevallig bij zich hadden cadeau, dansten een paar passen met elkaar, namen een likje honing uit de pot die de eekhoorn had meegebracht, zeiden: ‘Wat een heerlijke veruurdag!’ en gingen weer zitten.

De rest van de tijd, tussen de veruurdag van de eendagsvlieg in, leunden ze lui achterover in het gras onder de linde en de eik en rustten ze uit.

De eendagsvlieg gloeide van plezier en leek wel een licht te verspreiden dat bijna even helder en warm was als het licht van de zon. Het was niet alleen zijn enige dag, het was ook zijn mooiste en gelukkigste dag, en toen ze zijn laatste uur hadden gevierd, zei hij: ‘Dank jullie allemaal wel’ en vloog tussen de bomen door naar waar de zon juist was ondergegaan.

De dieren zagen hem verdwijnen. Sommigen slikten iets weg.

Van Toon Tellegen. Uit: Waar gaan we eigenlijk heen